Jenaplan

Wat is Jenaplan?

De naam Jenaplanschool
In ons land zijn ruim 220 Jenaplanscholen, aangesloten bij de Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV ) met ongeveer 45.000 kinderen. De meeste daarvan zijn basisscholen. Er horen ook 10 scholen voor voortgezet onderwijs bij. De schoolleden van de NJPV hebben alle dezelfde basisprincipes Jenaplan ( zie verderop ) aanvaard als kader voor ontwikkeling van hun school en in hun schoolplan opgenomen. Hiernaast zijn er ook enkele andere scholen die zich presenteren als Jenaplanschool maar geen NJPV - lid zijn, terwijl er ook veel andere door het Jenaplan geïnspireerde scholen zijn, die zich toch niet zo noemen. De naam Jenaplanschool ( hoewel onbeschermd) komt toch allereerst toe aan scholen die lid zijn van de NJPV en daarmee de gezamenlijke basisprincipes onderschrijven. De Jenaplanscholen vormen een onderdeel van de samenwerkende bewegingen van vernieuwingsscholen Montessori, Vrije School, Dalton en Freinet en anderen georganiseerd in de Samenwerkende Organisaties voor Vernieuwings-onderwijs (SOVO). Deze samenwerking tussen de vernieuwingsrichtingen wordt steeds intensiever, onder de noemer De pedagogische school. 

Website Nederlandse Jenaplan Vereniging
Op de website staan diverse filmpjes die een uitleg geven over het Jenaplan onderwijs in de praktijk 

Leren is belangrijk
Hoe kom je aan informatie over iets dat je graag wilt weten? Hoe onthoud je het allemaal? Hoe vertel je het aan je groepsgenoten, die ook nieuwsgierig geworden zijn? 

Informatie moet vaak gelezen worden. Je kunt informatie goed onthouden als je de kernpunten op kunt schrijven. je kunt anderen mondeling of schriftelijk verslag doen. Om conclusies uit een grafiek te trekken moet je verbanden kunnen leggen. Op de Jenaplanschool is het daarom ook nodig dat je leert lezen, schrijven en rekenen. Om dit soort zaken doelmatig aan te leren wordt er geregeld aan groepen kinderen die aan dezelfde leerstof toe zijn (vorderingengroepen) les gegeven: de instructies. Soms gebeurt dat binnen de stamgroep, soms gaan de vorderingengroepen dwars door de hele school heen, afhankelijk van de schoolgrootte. Kinderen worden gestimuleerd naar hun beste kunnen te presteren. Jenaplanscholen kennen een andere rapportagevorm, die meer recht doet aan de totale ontwikkeling van het kind. Herhaald onderzoek heeft aangetoond dat meetbare leerprestaties van kinderen op een Jenaplanschool op het gebied van lezen, schrijven en rekenen-wiskunde even goed zijn als in andere scholen het geval is: dat is opmerkelijk omdat in Jenaplanscholen zo veel meer gebeurt. Een overstap naar een Jenaplanschool voor voortgezet onderwijs is natuurlijk voor kinderen en ouders het meest plezierig; helaas is dat in veel regio's nu nog niet mogelijk. 

Allemaal verschillend
Zoals alle mensen verschillend zijn, ook al zijn ze lid van een groep, zo zijn ook alle Jenaplanscholen verschillend. Een stadsschool zal anders zijn dan een streekschool. Elk team heeft weer andere sterke en zwakke kanten. Wel zijn alle Jenaplanscholen aan te spreken op de 20 Jenaplan basisprincipes. 

In Nederland zijn nu ruim 220 scholen die aangesloten zijn bij de Nederlandse Jenaplan Vereniging (NJPV), waaronder openbare, protestants-christelijke, katholieke en algemeen bijzondere. 

De Jenaplanuitgangspunten zijn natuurlijk niet door de NJPV "uitgevonden" Het Jenaplanconcept werd al tussen 1920 en 1950 ontwikkeld door Peter Petersen op de Universiteitsschool in Jena. Het concept wordt voortdurend aangepast aan de omstandigheden in het onderwijs hier en nu.

Kernkwaliteiten Jenaplanonderwijs

Het jenaplanconcept is een concept, waarin relaties centraal staan:
1. De relatie van het kind met zichzelf.
2. De relatie van het kind met de ander en het andere.
3. De relatie van het kind met de wereld.
 
Om het belang van deze relaties in het jenaplanonderwijs te tonen, zijn er twaalf kernkwaliteiten geformuleerd. Een jenaplanschool richt de omgeving zodanig in, dat deze kwaliteiten gerealiseerd worden.
 
1. Relatie van het kind met zichzelf
Jenaplankernkwaliteiten
1.1.Kinderen leren kwaliteiten/uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen.
1.2.Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken.
1.3.Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling.
1.4.Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in gesprek te gaan.
 
Sleutelwoorden/zinnen
Dialoog van het kind met zichzelf.
Uitgaan van verschillen.
Uitgaan van de kracht en kwaliteit van elk kind.
Recht om zich competent te voelen. Recht op succeservaringen.
Plezier in leren.
 
2. Relatie van het kind met de ander en het andere
Jenaplankernkwaliteiten
2.1.Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijdsheterogene stamgroep.
2.2.Kinderen leren samen te werken, hulp geven en ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren.
2.3.Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het harmonieus samenleven in de stamgroep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren.
 
Sleutelwoorden/zinnen
Leven/werken in een stamgroep en school.
Jezelf leren kennen in relatie met anderen.
Meerwaarde van samen ontdekken.
Verschillen bij andere kinderen herkennen en respecteren.
 
3. Relatie van het kind met de wereld
Jenaplankernkwaliteiten
3.1.Kinderen leren dat wat ze doen er toe doet en leren in levensechte situaties.
3.2.Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving.
3.3.Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen.
3.4.Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan.
3.5.Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen.
 
Sleutelwoorden/zinnen
Onderwijs in samenhang in betekenisvolle, levensechte contexten.
Toegepast leren.
Betekenisvol onderwijs.

Basisactiviteiten

Onze visie vertaald naar de praktijk van alle dag.
Scholen werken met een lesrooster. Op de Klimboom noemen we dat het ‘ritmisch weekplan’. Gedurende de dag en de week wisselen vier basisactiviteiten elkaar op een ritmische manier af, te weten: gesprek, werk, spel en viering
 
Deze basisactiviteiten noemen wij pedagogische situaties.
 
Gesprek
In alle groepen wordt de dag begonnen en afgesloten in de kring. De kring heeft een vaste plek in ieder lokaal. Daar ontmoeten de kinderen en de stamgroepleider elkaar op verschillende momenten van de dag. 
 
Er is altijd iets te vertellen en er is aandacht voor belangrijke, blije en verdrietige gebeurtenissen. De kring is een ontmoetingsplek voor iedereen. Het is ook de plek waar kinderen hun boekenkring, vertelkring of nieuwskring presenteren aan hun groep en het heeft bij andere basisactiviteiten ook een duidelijke functie. 
 
Werk
Na het kringgesprek wordt er begonnen met ‘werk’. De creatieve vakken als handvaardigheid, tekenen en muziek horen hier ook bij.
 
In de onderbouw kiezen kinderen ontwikkelingsmaterialen uit de kasten, waarbij de kinderen leren om zelfstandig met hun werkkaart te werken. Ook wordt er gewerkt in ‘hoeken’: speelhuis, bouwhoek, wielenhoek, zand/watertafel. Natuurlijk zijn er ook creatieve opdrachten.
 
In de middenbouw en de bovenbouw begint het blokuur: om de beurt is er uitleg door de leerkracht aan groepjes kinderen. Tegelijk werken de andere kinderen zelfstandig aan opdrachten. Deze opdrachten hebben te maken met schrijven, taal/spelling/werkwoordspelling, rekenen, (begrijpend) lezen. Ook kunnen er Wereld Oriëntatie-opdrachten zijn vanuit onze Jeelo methode of opdrachten met de computer/ipads.
 
De instructies worden altijd gegeven in niveaugroepjes. De 4e jaars krijgen uitleg over andere leerstof dan de 5e jaars en zo is het ook in de bovenbouw.
In de structuur van de stamgroep wordt veel aandacht geschonken aan de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van de kinderen. In iedere bouw ligt er een duidelijke structuur; de groepen binnen dezelfde bouw werken dan ook volgens een vergelijkbare opzet. De stamgroepleider maakt de werkafspraken met de kinderen, geeft aan welke ruimte er is voor eigen invulling door de kinderen en houdt kinderen ook aan de afspraken. Ook houdt de stamgroepleider de interne rapportage daarover nauwgezet bij.
 
Spel
Hoe jonger de kinderen zijn, hoe meer spelvormen er zijn.
· het gaat om spel en beweging: in de speelzaal, gymzaal of buiten
· het gaat om spel en drama: speelhuis, poppenhoek, toneel, pantomime
· het gaat ook om spel dat ten dienste staat van een bepaald leerdoel: leerspelletjes zijn spel en werk tegelijk.
· het gaat om ‘gewoon’ een spelletje: met spelregels, met winnen en ‘tegen je verlies kunnen’
Naarmate kinderen ouder worden, blijft spel nog steeds van belang, maar wordt er minder tijd voor ingeruimd.
 
Viering
Viering is de laatste basisactiviteit.
Binnen de groep en binnen de hele school staan we met elkaar stil bij belangrijke momenten. Immers, je bent altijd samen, en als er iets te vieren valt, doe je dat met elkaar.
 
Met alle kinderen vieren we het begin en het einde van de week.
De weekopening wordt door één van de stamgroepleiders verzorgd, over een thema dat in de week aan de orde komt, vaak komt dit thema uit “Trefwoord”. Ook elke stamgroep verzorgt éénmaal per jaar de weekopening. 
De weeksluiting wordt  door kinderen verzorgd: ze laten op een creatieve manier zien waarmee ze die week bezig zijn geweest. Er komen twee groepen uit verschillende bouwen aan de beurt, verder bestaat de mogelijkheid tot vrije inschrijving. Kinderen komen op die manier regelmatig op het podium om iets te presenteren.
Ook houden we regelmatig in plaats van de gezamenlijke weeksluiting een wisselkring, waarbij kinderen kunnen kiezen uit verschillende drama-, muziek- of spelactiviteiten. Er worden dan heterogene groepen gemaakt: uit iedere stamgroep twee of drie kinderen. 
Ongeveer vier keer per jaar is er ook een speelgoedmiddag, waarop kinderen speelgoed en gezelschapsspelletjes mee naar school mogen nemen om samen mee te gaan spelen.